index
-
inleiding
-
gebied
-
werkwijze
-
morfologie
-
planten
-
dieren
-
ecologie
-
streefbeelden
Bijlage 1. Werkwijze
In de maanden mei tot en met juni 2002 zijn 92 vegetatieopnamen gemaakt
die gebruikt zijn als basis voor de indeling in typen. De opnamen zijn
gemaakt conform de richtlijnen in de Vegetatie van Nederland (Schaminée et
al. 1995a). De opnamen zijn verspreid over het gehele gebied. Gebiedsdelen
die onder een sterke menselijke invloed staan, zoals grote delen van het
stedelijk gebied, tuinen, de volkstuinen en de natuurtuin, zijn niet
onderzocht.
De opnamevlakken voor kruidachtige vegetaties hadden een oppervlak van
gemiddeld 4 vierkante meter, voor bosvegetaties een oppervlak van 100
vierkante meter. Omdat onderscheiden typen slechts in kleine oppervlakten
voorkomen, zijn deze in verhouding enigszins overbemonsterd.
De vegetatieopnamen zijn in tabellen gerangschikt tot vegetatietypen die
vervolgens in het veld zijn gekarteerd. De kartering is uitgevoerd in de
maanden juni tot en met augustus 2002.
Tijdens de kartering van de vegetatietypen zijn tevens verschillende
kenmerkende planten-soorten op kaart ingetekend. In dit rapport zijn
verspreidingskaarten opgenomen van een selectie van de gekarteerde
soorten.
Voor de beschrijving van de broedvogelbevolking van de groengebieden is
gebruikgemaakt van een broedvogelinventarisatie die is uitgevoerd in 1997
(Nieuwenhuis & Seure 1998). Deze inventarisatie die is uitgevoerd
conform de criteria van SOVON (van Dijk 1993), beslaat uitsluitend de
groengebieden van de wijk Lunetten (zie kaart 1).
In de maanden maart tot en met juli 2002 zijn aanvullende gegevens
verzameld van de broedvogels van de groengebieden en zijn er tevens enige
gegevens verzameld over het voorkomen van broedvogels in het bebouwde
gebied. Bij deze inventarisatie zijn de criteria gehanteerd uit de
nieuwste versie van de SOVON-handleiding (van Dijk 1996).
Op een groot aantal punten in de wijk zijn de wateren bemonsterd op het
voorkomen van amfbieën(larven). Deze gegevens zijn verder aangevuld met
zichtwaarnemingen van dieren op het land of in het water en met
archiefgegevens.
Om inzicht te krijgen in het voorkomen en de verspreiding van vissen in
Lunetten is op een groot aantal punten in de wijk gevangen met behulp van
een schepnet.
Het voorkomen van vlinders en libellen is zowel kwalitatief als
kwantitatief onderzocht. Voor het kwalitatieve onderzoek zijn alle
waarnemingen van vlinders en libellen op kaart ingetekend, maar is geen
moeite gedaan het aantal te bepalen. Ten behoeve van het kwantitatieve
onderzoek zijn een aantal vaste routes gelopen. Op deze routes is van elke
waargenomen soort is geprobeerd ook het aantal exemplaren te bepalen. Op
de libellenroutes is de methodiek van de Vlinderstichting gehanteerd, dat
wil zeggen dat op de eerste honderd meter van de route de aantallen
libellen én waterjuffers zijn geteld en op de rest van de route alleen de
aantallen van de libellen en van de waterjuffersoorten die in de eerste
honderd meter niet zijn aangetroffen.
kaart 1. Het in 1997 op broedvogels onderzochte gebied. |
|
|