index
-
inleiding
-
gebied
-
werkwijze
-
morfologie
-
planten
-
dieren
-
ecologie
-
streefbeelden
7. Potenties en streefbeelden
Lunetten is een gevarieerde wijk met veel groen dat op een natuurlijke
manier is aangelegd. Dit heeft zijn weerslag op de natuurwaarden van de
wijk. De soortenrijkdom van Lunetten is hoger dan die van veel gebieden in
het landelijke gebied en de levensgemeenschappen van bos en struweel, van
waterrijke milieus en van grasland (pleksgewijs) zijn goed ontwikkeld.
De rijkdom en waarde van Lunetten blijken ook uit het hoge aantal
bedreigde en kwetsbare dieren en planten (Rode
Lijst-soorten) dat er wordt aangetroffen (zie hoofdstuk 5).
Hoewel er op een aantal punten verbeteringen mogelijk zijn (zie verder),
is een van de belangrijkste opgaven voor het beheer van de wijk het
handhaven van de huidige kwaliteiten.
In mei wordt het aspect van het glanshaverhooiland hier en daar bepaald
door fluitenkruid
(foto M. Hidskes)
Op grond van de bodemgesteldheid (zie hoofdstuk 4) en het gebruik van het
openbaar groen kunnen in Lunetten de volgende vegetatietypen gerealiseerd
worden:
grasland |
- glanshaverhooiland (bloemrijk)
- dotterverbond (lokaal)
- kamgrasweide
|
bos |
- essen-iepenbos
- wilgenvloedbos/elzenrijk essen-iepenbos (lokaal)
- haagbeukverbond (zeer lokaal en fragmentair)
|
struweel |
- verbond van meidoorn en sleedoorn
|
moerassige milieus |
- riet-verbond
- natte strooiselruigte
|
In de huidige situatie zijn de meeste van deze vegetatietypen binnen de
wijk al ruimschoots vertegenwoordigd (zie paragraaf 5.2), al kan de
kwaliteit ervan door gerichte beheers-maatregelen nog wel worden
verbeterd. Binnen de abiotische gegevenheden zijn er echter weinig tot
geen mogelijkheden tot het realiseren van sterk afwijkende vegetaties en
de daarbij aansluitende levensgemeenschappen, tenzij men overgaat tot
kunstmatige maatregelen.
De twee in hoofdstuk 6 geformuleerde strategieën -- behouden en/of
versterken van de kwaliteit van de leefgebieden en versterken van de
interne relaties en die met de omgeving -- kunnen worden toegepast in het
gehele gebied, maar op grond van de aanwezige waarden, knelpunten en
potenties kunnen er per gebiedsdeel accenten ten aanzien van beheer en
inrichting worden gelegd. In figuur 23 zijn vijf deelgebieden
onderscheiden:
|
figuur 23: accentenkaart |
- In het gebied met de aanduiding behoud oud wordt het
accent gelegd op het behouden en versterken van de aanwezige waarden
(natuur, cultuurhistorie),
- in het gebied met de aanduiding behoud-verbind op het
behouden en versterken van de aanwezige waarden
en het versterken van de verbindende functie.
- In het gebied dat is aangeduid met beheerste dynamiek
wordt het accent gelegd op het
behouden en versterken van de aanwezige waarden en het zo goed mogelijk
benutten van potenties (ontwikkeling nieuwe waarden: aanleg poelen en
plasbermen, natuurbos, begraasde milieus)
- en in het gebied met de aanduiding verbind-versterk op het
realiseren van verbindingen tussen gebieden en op het versterken van
de aanwezige waarden.
- In het gebied met de aanduiding de natuur een kans geven wordt
het accent gelegd op het vergroten van de natuurwaarden onder andere
door het binnen de mogelijkheden van dit stedelijke gebied vergroten
van de functionaliteit van de aanwezige verbindingszones, waarbij ook
de tuinbezittende bewoners een rol kunnen spelen.
Op grond van de geformuleerde strategieën is tevens een aantal voorstellen
voor beheer en inrichting geformuleerd. Deze sluiten over het algemeen
goed aan bij eerder door of in opdracht van de gemeente Utrecht op schrift
gestelde doelstellingen en ideeën (Gemeente Utrecht 1998, Oost 1998).
Het gaat bij de voorstellen deels om maatregelen die nog dit zouden moeten
worden uitgevoerd, of waar in ieder geval nog dit jaar mee wordt begonnen,
deels sluiten ze aan bij ontwikkelingen die al in de wijk spelen
(verbreding spoor, herinrichting stationsplein) en deels hebben ze
betrekking op ontwikkelingen die in het verloop van het project nader
worden uitgewerkt.
Bij het beheer en in mindere mate bij de inrichting van terreinen dient
rekening te worden gehouden met de volgende basisprincipes:
-
beheer moet altijd zo kleinschalig mogelijk worden uitgevoerd. Alleen dan
is er een reële kans dat er voor bepaalde (levensstadia van) soorten
altijd nog wel plekjes met geschikte leefomstandigheden overblijven. Dit
is vooral van belang in een gebied als Lunetten waar de populaties van
sommige soorten zo klein zijn, dat soorten als gevolg van
'beheersongelukjes' volledig kunnen verdwijnen.
-
behalve kleinschalig moet het beheer (maaien, kappen, baggeren) om
dezelfde redenen ook altijd gespreid in ruimte en tijd worden uitgevoerd.
-
de uitvoering van beheers- en inrichtingsmaatregelen moeten worden
afgestemd op de voortplantingsperioden van de belangrijkste diergroepen
die door de maatregelen getroffen worden. Dus geen struikgewas afzetten of
bos kappen in het broedseizoen van vogels, niet baggeren in voorjaar en
zomer.
-
Op enkele plaatsen is het gewenst actief in te grijpen om te voorkomen dat
waarden verloren gaan. Dit betreft in de eerste plaats het
ratelaargraslandje in het noordoosten van park De Koppel, bij de
antennemast. Dit graslandje wordt weinig gemaaid en dreigt nu te
verruigen. Vanaf de randen van het perceel rukt opslag van bomen en
struiken op en in de vegetatie komt veel akkerdistel en ridderzuring voor.
Ter instandhouding van de waardevolle vegetatie is maaien dringend
gewenst. Eventueel moeten de aanwezige struiken worden uitgetrokken.
Ten zuiden van de stadsboerderij groeit op het talud van de snelweg een
doorgeschoten wilgenstruweel. De struiken/bomen zijn nu in de stakenfase
en door de openheid heeft het struweel/bos weinig betekenis meer voor de
fauna. Aangezien een volwassen wilgenbos op deze locatie vermoedelijk niet
realiseerbaar is, is het verstandig de wilgen op korte termijn terug te
zetten.
-
Door kleine aanpassingen kunnen in sommige gevallen de omstandigheden voor
bepaalde soorten verbeterd worden zonder dat dit ten koste gaat van andere
soorten. Enkele voorbeelden: Er is binnen de wijk vrij weinig variatie in
het maaibeheer. Meer variatie in de frequentie en de tijdstippen van
maaien kan de soortenrijkdom in gunstige zin beïnvloeden. Op enkele
graslandcomplexen die in de zomer en het najaar gemaaid worden, ontbreken
vlindersoorten die op grond van het biotoop en de aanwezige plantengroei
wel verwacht zouden worden. Het gaat hier voornamelijk om soorten die
overwinteren in een staande vegetatie (zie par 5.4.5). Door bewust stroken
ongemaaid te laten, zouden de omstandigheden voor deze soorten geschikt
gemaakt kunnen worden.
-
Er is in de wijk gedurende vrij lange tijd geen onderhoud uitgevoerd aan
de struwelen en houtsingels. De gemeente is daarom voornemens een
inhaalslag te maken. Vanuit ecologisch en landschappelijk oogpunt is dit
echter ongewenst. Het in een seizoen in zijn geheel terugzetten van
struwelen en houtsingels kan een negatieve invloed hebben op tal van
soorten. Door dit uit te spreiden over meer jaren ontstaat er enerzijds
ruimtelijk-landschappelijk een aardiger beeld en ontstaan er anderzijds
verschillen in groeistadia van de houtgewassen, waardoor er voor soorten
waarvan de levenscyclus aan een bepaald stadium is aangepast, altijd wel
ergens geschikte omstandigheden zijn te vinden.
-
De bossen kunnen door een gericht beheer, of het achterwege laten daarvan,
ontwikkeld worden tot meer natuurlijke of soortenrijkere milieus. Zo
kunnen de hakhoutbossen in onder andere park De Koppel deels worden
omgevormd naar middenbos. Door het gefaseerd kappen van open plekken en
verwijderen van stoven kan een opener, structuurrijker bos worden
gecreëerd dat plaats biedt aan meer soorten. In andere delen van deze
bossen kan het hakhoutbeheer worden voortgezet, waarbij het aanbeveling
verdient het aantal stoven te verkleinen, zodat ook hier meer openheid
ontstaat.
-
Op een tweetal locaties kan eventueel een natuurlijke bosontwikkeling
worden toegelaten. Het gaat hier om de wilgenbossen aan de zuidkant van
park De Koppel en om een het bos op het talud van de Waterlinieweg (zie
ook Oost 1998).
-
De muren van de Lunetten zijn sterk aan het vervallen. Vanuit
cultuurhistorische motieven is het gewenst deze binnen afzienbare tijd te
restaureren. Hierbij moet ten behoeve van de muurflora (die overigens niet
specifiek is onderzocht) zorgvuldig en voorzichtig te werk worden gegaan,
waarbij onder andere aandacht wordt gegeven aan de te gebruiken specie.
-
Bezien moet worden in hoeverre het mogelijk is in de groengebieden van de
wijk een zonering in gebruik en in intensiteit van het gebruik aan te
brengen.
-
Oost (1998) noemt het Beatrixpark en park De Koppel bij uitstek geschikte
locaties voor het instellen van een extensief begrazingsbeheer. Ook de
graslanden ten oosten van de Stadsboerderij komen voor een dergelijk
beheer in aanmerking. Door sommige graslanden te begrazen in plaats van te
maaien kunnen er geschikte leefomstandigheden ontstaan voor taxa die nu in
Lunetten nauwelijks voorkomen, zoals bijvoorbeeld kamgrasweiden. De
mogelijkheden voor begrazing zullen in het vervolg van het project nader
worden bekeken.
-
Op de bodem van veel watergangen in het gebied liggen dikke lagen
organisch materiaal of rottingsslib. Een van de gevolgen hiervan is
zuurstofarmoede die vooral bij ijsbedekking tot vissterfte kan leiden.
Bovendien kan bij warm weer stankoverlast ontstaan. Het is derhalve van
belang dat de wateren in de wijk zo snel mogelijk worden tot op de
minerale bodem worden uitgebaggerd. Dit zal een positieve invloed hebben
op de geschiktheid van de watergangen als leefgebied voor waterorganismen
en voor de functionaliteit van de verbindingszones in de wijk.
-
In Lunetten komen geen wateren voor die geïsoleerd zijn van het
oppervlaktewater. Aangezien geïsoleerde wateren vaak erg rijk zijn
allerlei aan water- of moerasmilieus gebonden soorten verdient het
aanbeveling op een aantal nog nader te bepalen plaatsen in het gebied
poelen aan te leggen.
-
Veel kleinere watergangen hebben vrij steile oevers. Door deze oevers af
te vlakken ontstaat er een zone met ondiep, sterk bezond water die gunstig
is voor allerlei waterorganismen. Een deel van de watergangen aan de voet
van het talud van de snelwegen en veel kleinere sloten komen hiervoor in
aanmerking.
-
Bij de eerder genoemde antennemast naast het ratelaargraslandje ligt een
kopse sloot waarin kwelverschijnselen zijn vastgesteld. Deze locatie is
bij uitstek geschikt om de sloot te verbreden tot een poel met een licht
glooiende oever. De locatie moet gezien het vele vuil dat erin ligt en de
wilgenopslag die oprukt naar het ratelaar-graslandje toch al onder handen
worden genomen. Verbreding van de sloot tot poel dient te gebeuren aan de
westzijde. Het ratelaargraslandje aan de oostkant moet nadrukkelijk worden
gespaard.
-
Om ongewenste vertrapping van oeverzones en oevervegetaties tegen te gaan,
verdient het aanbeveling op een aantal plekken vlonders of steigers te
bouwen ten behoeve van sportvissers.
Het gaat hierbij voornamelijk om het wegnemen van knelpunten in
verbindingszones. Een van de grootste knelpunten doet zich voor bij
station Lunetten. Hier loopt de
verbindingszone langs de Oud-Wulverbroekerwetering dood op het
spoor. Het water verdwijnt hier ondergronds. Landdieren kunnen hier over
korte afstand de spoordijk naar het oosten volgen, maar lopen vervolgens
vast bij het spoorviaduct over de A27. Er zijn plannen in ontwikkeling
voor de verbreding van het spoor en aanpassing van het station en voor
aanpassing van het stationsplein. Deze ontwikkelingen zouden kunnen worden
aangegrepen om middels het aanbrengen van een droog-natte ecoduiker
Lunetten met het gebied ten noorden van het spoor te verbinden en tevens
door de natte kom midden op het stationsplein verder uit te diepen, de
aanleg van twee droog-natte ecoduikers en de aanleg van een droge tot
natte greppel, de Oud-Wulverbroekerwetering ecologisch te verbinden met de
spoorsloot. Noem het maar de gesp in de groene gordel rond Lunetten die
daarmee gesloten zou kunnen worden.
Een ander knelpunt is de duiker die Lunet 2
met Lunet 3 moet verbinden. Deze lijkt geheel te zijn dichtgeslibd met afval en
organisch materiaal en het is zeer de vraag in hoeverre die nog functioneel is.
Ook op deze locatie zou in het kader van de aanpassingen aan het spoor een
zodanige voorziening moeten worden getroffen dat de Lunetten in ieder geval
ecologisch weer met elkaar verbonden worden.
In zijn algemeenheid kan met betrekking tot
de verbindingszones, zowel de smalle als de bredere, worden gezegd dat ze
zoveel mogelijk in hun huidige omvang gehandhaafd moeten blijven teneinde
functioneel te kunnen blijven. Het afkalven van verbindingen door bij voorbeeld
het in bezit nemen van gronden door particulieren ter vergroting van hun
tuinen, moet dan ook worden tegengegaan.
Elzen in de sneeuw
(foto M. Hidskes)