Op grond van het gebruik van de groenelementen --dat tot op zekere hoogte afhankelijk is van de aard (zie paragraaf 5.2) maar ook van de ligging -- de actuele natuurwaarden en potenties, en de landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten is een nieuwe indeling gemaakt van de groenelementen die als basis dient voor een zonering van gebruik en functies.De volgende eenheden zijn onderscheiden:
Ecologische kern:
Randstedelijk groen:
- (toekomstige) natuurkernen -- complexen van elementen met hoge actuele of potentiële waarden die zo mogelijk omgeven zijn door een buffer van terreinen met een hooguit extensief recreatief gebruik
- bestaand bos -- elementen die begroeid zijn met een wat oudere opgaande begroeiing, vrij hoge natuurwaarden en een extensief recreatief gebruik
- wandelgroen -- elementen met (vrij) hoge natuurwaarden en een extensief recreatief gebruik
- speelgroen -- elementen met betrekkelijk geringe natuurwaarden en een intensief beheer of recreatief gebruik
- groen met specifieke gebruikswaarde -- volkstuinen, sportvelden, e.d.
- water en oevers -- elementen die gezien hun bijzondere karakter en vaak hoge natuurwaarden als aparte eenheid worden onderscheiden
- verbindingszones -- complexen van elementen die zorgen voor de samenhang tussen de groenelementen binnen de wijk en tussen de elementen binnen en buiten de wijk
- stadsgroen -- (kleine) elementen binnen het bebouwde gebied met een intensief beheer en/of gebruik, veel verstoring en dynamiek en geringe natuurwaarden. Tot deze eenheid kunnen ook particuliere tuinen worden gerekend
De onderscheiden groeneenheden zijn op grond van een aantal aspecten nader gekarakteriseerd: ecologische kwaliteiten, toelaatbaar gebruik, huidige gebruiksvormen en conflicterende gebruiksvormen. Tevens zijn voor elke zone enkele specifieke doelstellingen (voor beheer en inrichting) geformuleerd.
Ecologische kwaliteiten:Doelstelling:
- hoge natuurwaarden (veel schaarse en zeldzame soorten en/of waardevolle vegetaties)
- aanzienlijke ecologische potenties
Toelaatbaar gebruik:
- behoud en versterking actuele natuurwaarden
- ontwikkeling potenties
Huidige gebruiksvormen:
- (zeer) rustige vormen van recreatie
Conflicterende gebruiksvormen:
- wandelen
- natuureducatieve activiteiten
- alle intensievere vormen van recreatief gebruik (zie verder)
Ecologische kwaliteiten:Doelstelling:
- vrij hoge natuurwaarden (veel soorten die gebonden zijn aan een bosmilieu en elders in Lunetten weinig voorkomen)
Toelaatbaar gebruik:
- behoud en versterking actuele natuurwaarden
- ontwikkeling potenties
Huidige gebruiksvormen:
- rustiger vormen van recreatie
Conflicterende gebruiksvormen:
- wandelen
- honden uitlaten
- natuureducatieve activiteiten
- alle intensievere vormen van recreatief gebruik
Ecologische kwaliteiten:Doelstelling:
- plaatselijk aanzienlijke natuurwaarden
Toelaatbaar gebruik:
- behoud en versterking aanwezige natuurwaarden
- plaatsbieden aan extensieve vormen van recreatie
Mogelijke gebruiksvormen:
- rustige tot intensieve vormen van recreatie
Conflicterende gebruiksvormen:
- wandelen
- picknicken
- uitlaten van honden
- bijzondere gebruiksvormen
- honden uitlaten
Ecologische kwaliteiten:Doelstelling:
- zeer plaatselijk aanzienlijke natuurwaarden
Toelaatbaar gebruik:
- behoud van de aanwezige natuurwaarden
- plaatsbieden aan intensievere vormen van recreatie
Huidige gebruiksvormen:
- matig intensieve tot intensieve vormen van recreatie
Conflicterende gebruiksvormen:
- wandelen
- picknicken
- uitlaten van honden
- trapvelden
- hangplekken
- geen
Ecologische kwaliteiten:Doelstelling:
- plaatselijk matige natuurwaarden
Toelaatbaar gebruik:
- behoud en versterking aanwezige natuurwaarden
Huidige gebruiksvormen:
- matig intensieve tot intensieve vormen van recreatie
Conflicterende gebruiksvormen:
- tuinieren
- sporten
- geen
Ecologische kwaliteiten:Doelstelling:
- plaatselijk aanzienlijke natuurwaarden
- ecologische samenhang
Toelaatbaar gebruik:
- behoud en versterking aanwezige natuurwaarden
- behoud en versterking van de verbindende functie
Huidige gebruiksvormen:
- rustige tot intensieve vormen van recreatie
Conflicterende gebruiksvormen:
- wandelen
- vissen
- varen
- zwemmen
- uitlaten van honden
- zwemmen
- honden uitlaten
- tuinuitbreidingen
Ecologische kwaliteiten:Doelstelling:
- plaatselijk aanzienlijke natuurwaarden
- ecologische samenhang
Toelaatbaar gebruik:
- behoud en versterking aanwezige natuurwaarden
- behoud en versterking van de verbindende functie
- vergroten functionaliteit van verbindingen (wegnemen specifieke knelpunten)
Huidige gebruiksvormen:
- rustige tot intensieve vormen van recreatie
Conflicterende gebruiksvormen:
- wandelen
- vissen
- varen
- zwemmen
- uitlaten van honden
- zwemmen
- honden uitlaten
- skatelandschap (fysieke aantasting verbindingszone)
- tuinuitbreidingen
Ecologische kwaliteiten:Doelstelling:
- specifieke, aan stedelijk milieu gebonden natuurwaarden
Toelaatbaar gebruik:
- behoud aanwezige natuurwaarden, deels het voeren van een iets minder intensief beheer
- ontwikkelen nieuwe natuurwaarden middels voorlichting over tuininrichting
Huidige gebruiksvormen:
- intensieve gebruiksvormen eigen aan het stedelijk milieu
Conflicterende gebruiksvormen:
- vele
- geen
De zonering van het gebied heeft primair betrekking op de graslanden aangezien dit ecotoop een relatief hoog recreatief gebruik kent en in de praktijk blijkt dat de functie van grasland ook makkelijker wordt veranderd dan bijvoorbeeld die van bos. Bij het aanbrengen van de zonering is met de volgende aspecten rekening gehouden:Deze aspecten behoeven enige toelichting.
- de huidige en potentiële natuurwaarden
- de minimale eisen die soorten stellen aan onder andere de omvang en de breedte van leefgebieden en verbindingszones
- het huidige gebruik en functie van de terreinen
De (toekomstige) natuurkernen zijn omgeven door een buffer van wandelgroen, waar ook sprake is van een extensief gebruik. Tezamen met het aanwezige bos en struweel en eventueel water en oevers vormen deze eenheden drie grotere ecologische kernen. Deze ecologische kernen grenzen aan de intensiever gebruikte groeneenheden: speelgroen, groen met een specifieke gebruikswaarde en stadsgroen. Van de natuurkernen naar het bebouwde gebied toe neemt de intensiteit van het gebruik dus geleidelijk toe. De intensiefst gebruikte terreinen liggen tegen of in het bebouwde gebied.
- Bij de toewijzing van de natuurkernen is in eerste instantie uitgegaan van de botanische kwaliteiten. Hieraan liggen de volgende gedachten ten grondslag:
- in terreindelen met hoge botanische kwaliteiten zijn over het algemeen meer bijzondere abiotische kwaliteiten aanwezig of is gedurende langere tijd een gunstig beheer gevoerd. De aangewezen natuurkernen betreffen het grasland met gewone agrimonie, bochtige klaver, goudhaver, kamgras en geelhartje. (Opgemerkt dient te worden dat het in lang niet alle gevallen zo is dat botanische waardevolle gebieden ook belangrijk zijn voor de fauna.)
- de terreindelen met hoge botanische kwaliteiten zijn goed te lokaliseren, in tegenstelling tot de meer bijzondere diersoorten die in Lunetten voorkomen. Daarbij gaat het veelal om soorten die slechts in beperkte mate plaatstrouw zijn en zich vrij goed over enige afstand kunnen verplaatsen.
- bos (inclusief struweel) en water en oevers (die geen primair verbindende functie hebben) gelden in feite ook als natuurkernen, maar verschillen dusdanig van grasland dat ze als afzonderlijke eenheden zijn opgenomen.
Er is naar gestreefd de ecologische kernen een dusdanig oppervlak te geven dat de meeste voor Lunetten belangrijke soorten er populaties in stand kunnen houden met een geringe kans op uitsterven (zie tabel 5). In de literatuur worden dergelijke populaties aangeduid als een kernpopulatie of een sleutelpopulatie. De uitsterfkans van een dergelijke populatie wordt geraamd op 5 procent in een periode van 100 jaar bij een minimale immigratie. Bij het opstellen van de zonering is ervan uitgegaan dat het Beatrixpark (ca. 18 ha inclusief bos, water en oevers) en park De Koppel (ca. 17 ha inclusief bos, water en oevers) afzonderlijke leefgebieden vormen die met elkaar verbonden zijn door een aantal verbindingszones, te weten: 1. het Inundatiekanaal, inclusief oevers en de grazige met bomen begroeide dijken; 2. de groene zoom die Lunetten omringt maar die op drie plaatsen (Lunettenbaan, Brennerbaan, station) onderbroken is; 3. de zone langs Goeree, Treek en Gaasterland die over een afstand van ca. 74 meter onderbroken wordt door een kunstwerk, en 4. de zone langs de Oud-Wulverbroekerwetering die onderbroken wordt bij het station.
Van deze verbindingen is de zone van het Inundatiekanaal het meest robuust, vanwege de omvang (58 meter, inclusief 25 meter water en oever), en omdat de verbinding in principe geschikt is van zowel soorten van open water, moerassige milieus als van grasland en opgaande begroeiing. De groene zoom is veel smaller (40 meter inclusief 4 meter water) en biedt ook ruimte aan minder groepen. Mogelijkheden voor soorten van moerassige milieus ontbreken grotendeels. De verbindingen door de wijk zijn voor een beperkt aantal (algemene) soorten functioneel omdat ze slechts tussen de 18 en 20 meter breed zijn met inbegrip van 6 tot 8 meter open water. Ook in deze verbindingen komen nauwelijks moerassige milieus voor en bovendien is er veel verstoring.
In tabel 5 zijn van enkele soorten de eisen die ze stellen aan breedte en oppervlak van respectievelijk corridors – het type verbinden waar het in Lunetten om gaat – een leefgebied gegeven. Deze cijfers zijn afkomstig uit de literatuur (Alterra 2001, Verboom et al. 1997, Vos et al. 2001).
Uit de tabel blijkt dat, uitgaande van de totale oppervlakte van de beide leefgebieden alleen voor de planten, de poelkikker en het icarusblauwtje het oppervlak van de beide afzonderlijke leefgebieden groot genoeg is voor het vestigen van een sleutelpopulatie. Echter, aangezien slechts een klein deel van het oppervlak van deze gebieden voldoet aan de habitateisen van de betreffende soorten, is zelfs dat mogelijk nog een te rooskleurig beeld. Voor het opbouwen van een stapsteenpopulatie die echter kleiner is en een grotere kans op uitsterven heeft, zijn de groengebieden van Lunetten wel groot genoeg. Dat geldt zeker als de samenhang tussen de gebieden in stand kan worden gehouden door een stelsel van functionele verbindingszones.
Bij het opstellen van de zonering is zoveel mogelijk aangesloten bij de huidige gebruiksvormen en functies van de verschillende gebiedsdelen en wel om de volgende redenen:
soort oppervlakte sleutelgebied
[ha]oppervlakte stapsteen
[ha]breedte corridor
[m]max lengte onderbreking
[m]bijzonderheden dieren bos boomklever 5.0 5.5 gevoelig voor recreatie open water kleine modderkruiper 25 0 vetje 25 0 poelkikker 50 5.5 25 50 groene kikker 0.5 moerassige millieus rietzanger 55 5.5 ringslang 300 30 25 25 grasland icarusblauwtje 5 1 25 50 planten grasland gewone agrimonie 5 1 matige verspreider bochtige klaver 5 1 matige verspreider kamgras 5 1 matige verspreider goudhaver 5 1 matige verspreider veldgerst 5 1 matige verspreider
Tabel 5. Eisen van enkele soorten met betrekking tot oppervlakte en breedte van leefgebieden en verbindingszones In het licht van het bovenstaande dienen intensievere gebruiksvormen en functies dus geconcentreerd te worden in de zones speelgroen, groen met een specifieke gebruikswaarde en stadsgroen, aangezien de totale oppervlakte aan natuurkernen en wandelgroen (inclusief bos, water en oevers) voor veel soorten aan de krappe kant is en verdere afkalving van het oppervlak vrijwel onvermijdelijk zal leiden tot het verdwijnen van soorten. Verder is het van belang dat gestreefd wordt naar een optimale functionaliteit van de verbindingszones. Vooral de verbindingszones door het bebouwde gebied zijn zo smal en staan zo onder invloed van verstoring, dat ze alleen functioneel zijn voor enkele algemene en veelal minder kritische soorten. Door allerhande activiteiten die het ecologisch functioneren negatief beïnvloeden, komt ook de functionaliteit voor deze soorten onder druk te staan. Een voorbeeld van zo’n activiteit is het uitbreiden van tuinen. Als deze uitbreidingen worden voorzien van hekken en schuttingen kan dat leiden tot een wezenlijke aantasting van het ecologisch doel van deze openbare groenstroken, die in diverse gemeentelijke stukken worden aangeduid als verbindingszone. Het uitbreiden van tuinen en afstoten van openbaar groen door de gemeente is niet per definitie onmogelijk, maar zal moeten geschieden onder strikte voorwaarden die het ecologische functioneren van de zones vooropstellen en die bijvoorbeeld worden vastgelegd in gebruikscontracten. Voordat tot een dergelijke beslissing wordt overgegaan, dient eerst nagegaan te worden of naleving van gebruikscontracten door de gemeente te handhaven is.
- gebruik en functie van de verschillende terreindelen zijn in de meeste gevallen al gedurende langere tijd wat ze nu zijn. Veranderen van functie en gebruik is met het oog op acceptatie door de bewoners van de wijk lastig.
- de terreindelen met een intensief recreatief gebruik of beheer hebben veelal weinig waarde voor de natuur.
- er is binnen het groen van Lunetten weinig ruimte om te schuiven met functies en er zijn, een enkele uitzondering daargelaten, ook geen redenen gevonden om dat te doen.