Natuurlijk Lunetten integraal groenplan, deel 3 : beheersplan

index - inleiding - werkwijze - beheer van het groen - kosten - aanbevelingen - literatuur - matrix

5. Aanbevelingen

5.1 organisatie groenbeheer

5.1.1 Groenbeheer door verschillende gemeentelijke diensten

Er bestaan momenteel grote verschillen tussen het beheer van het openbare groen door de Dienst Stadsbeheer en de gronden die in beheer zijn bij andere gemeentelijke diensten. Door het hanteren van andere streefbeelden en beheerregimes ontstaat vaak een rommelig beeld. Het is gewenst dat de andere gemeentelijke diensten (met name de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling, waar het beheer van sportaccommodaties, scholen etc. is ondergebracht, maar ook OGU, als het gaat om het beheer van braakliggende terreinen) en DSB (en min of meer zelfstandig opererende onderdelen van deze dienst) het beheer van de groene ruimte beter op elkaar afstemmen. De streefbeelden zoals die worden neergelegd in dit Groenplan dienen daarbij als leidraad. Afstemming tussen DSB en DMO over het groenbeheer rond sportaccommodaties is noodzakelijk. Het gaat daarbij overigens niet om de voetbalvelden, maar wel om de landschappelijke inpassing van de complexen ('de bomen langs de lijn'). Een vergelijkbare situatie bestaat in relatie tot het groen van de woningcorporaties. De gemeente plus drie grote corporaties moeten afspraken maken om vanaf 2004 een zelfde kwaliteitsbeeld na te streven.

Afgesproken is om in dit kader de verschillende beheersactiviteiten op elkaar af te stemmen.Een centrale instantie bij de gemeente zal - waar nodig - op onderdelen de  regiefunctie vervullen. Het gaat dan met name om die zaken waarbij het van belang is om gelijktijdig te werken, zoals bij het maaien van hooilanden, maar ook om andere praktische zaken zoals het aanmaken van een kaart waarop alle groenelementen en het voor de betreffende elementen gewenste beheer zijn aangegeven. In de huidige praktijk is dat alleen voor de DSB-terreinen het geval.

In het licht van het voorgaande dient binnen de gemeente te worden nagegaan, in hoeverre het mogelijk is al het groenbeheer in gemeentelijk eigendom (exclusief sportvelden e.d.) onder te brengen bij één dienst(onderdeel). Aldus kunnen enerzijds doublures (menskracht, materieel) en daarmee mogelijke verspilling van middelen worden voorkomen. Anderzijds kan het niet stelselmatig en gericht beheren van terrein (met mogelijke ongewenste ecologische en landschappelijke effecten) die een gevolg zijn van deze versnippering, worden tegengegaan.

Een goed voorbeeld van dit laatste is het terrein dat wordt ingesloten door de Stelviobaan, Oeral en Karawanken. Het betreft hier een nat grasland met wilgen dat resorteert onder de OGU. Vegetatiekundig betreft het hier een mooi voorbeeld van een glanshaverhooiland met groot streepzaad, dat feitelijk jaarlijks twee keer gemaaid moet worden, waarbij het maaisel wordt afgevoerd. Het bouwproject dat op dit terrein gepland was, is uiteindelijk niet uitgevoerd, maar de grond valt jaren later nog steeds onder de OGU. In de huidige situatie wordt er alleen beheer uitgevoerd als de OGU aan de DSB budget beschikbaar stelt voor het beheer. Gebeurt dit niet, dan wordt er niet beheerd.

In dergelijke gevallen zou je je kunnen voorstellen dat als een geplande ontwikkeling niet doorgaat, het terrein of in ieder geval het beheer ervan, na een bepaalde termijn automatisch onder de DSB komt te vallen, uiteraard met de voor het beheer noodzakelijke structurele middelen.

5.1.2 gronduitgifte

Er komen in Lunetten diverse kleine oppervlakten groen (< 50 m2) voor die grenzen aan huizen of tuinen, geen wezenlijk onderdeel vormen van grotere groenelementen en waarvan het onderhoud door hun ligging en geringe oppervlakte relatief duur is. Deze kleine stukjes groen worden snippergroen genoemd. Om de beheerkosten in de hand te kunnen houden en tevens het landschappelijk beeld van een wijk in stand te houden, wordt snippergroen bij herinrichting zoveel mogelijk samengevoegd met andere groenelementen en wordt het ontstaan van nieuw snippergroen zoveel mogelijk voorkomen. In bestaande situaties, dus in situaties waar herinrichting niet aan de orde is, kan snippergroen, mits voldaan wordt aan een aantal randvoorwaarden, worden verkocht of in erfpacht worden uitgegeven aan particulieren. In de Concept-notitie Verkoop van snippergroen binnen DSB (gronduitgifte) (2003) worden de volgende randvoorwaarden gesteld: Andere voorwaarden die in het koopcontract of de erfpachtovereenkomst opgenomen kunnen worden, kunnen betrekking hebben op de aard van de beplanting, het al dan niet toegestaan zijn van het oprichten van hekken, schuttingen en andere kleine bouwwerken, etc.

Uit bovenstaande randvoorwaarden vloeit voort dat grond die een ruimere betekenis heeft dan alleen voor direct aanwonenden (landschappelijk beeld, ecologische functie), onderdeel is van een groter groenelement, plaatsbiedt aan waardevolle bomen, uitgegeven is aan derden of publiekrechtelijke voorzieningen herbergt, niet voor uitgifte in aanmerking komt.

5.1.3 Illegale tuinuitbreidingen

Op tal van plaatsen in Lunetten zijn stukken gemeentegrond door bewoners bij hun tuinen getrokken zonder dat hiervoor aan de gemeente toestemming is gevraagd. Uit een inventarisatie van de gemeente in 2003 bleek dat er 230 gevallen zijn waarin sprake is van een illegale tuinuitbreiding ('landjepik'). Tot op heden is hiertegen door de gemeente Utrecht niet opgetreden. Op grond van verschillende overwegingen is de gemeente in feite verplicht dit wel te doen: Daar komt bovendien bij dat zolang de situatie niet wordt teruggedraaid of op de een of andere wijze geformaliseerd, de gemeente verantwoordelijk blijft voor schade die voortvloeit uit bijvoorbeeld vallende takken, terwijl de mogelijkheden voor een adequate controle en/of onderhoud grotendeels ontbreken.

Afhankelijk van de locatie en de betekenis van het groenelement waarin de illegale uitbreiding zich bevindt, kan de gemeente op drie manieren optreden: de illegale uitbreider sommeren de uitbreiding ongedaan te maken of dat zelf doen op kosten van de uitbreider, met de uitbreider een gebruiksovereenkomst afsluiten waarin duidelijk is aangegeven wat wel en niet is toegestaan of, in geval de uitbreiding plaatsvond op een locatie die voldoet aan de criteria voor snippergroen (zie eerder), de uitbreider een koopcontract, erfpachtovereenkomst of huurcontract aanbieden, waarin eveneens duidelijk is aangegeven wat wel en niet is toegestaan.

In groenelementen die deel uitmaken van een groenstructuur met een belangrijke ecologische en/of landschappelijke functie dan wel een beeldbepalend karakter, worden tuinuitbreidingen in principe niet toegestaan. Dit geldt onder andere voor de belangrijke oevers en de dijk van het Inundatiekanaal die tezamen met het water een belangrijke ecologische verbindingszone en landschappelijke structuur vormen. Ook in de verbindingszones die door het stedelijk gebied lopen, is het toestaan van tuinuitbreidingen ongewenst, aangezien die leiden tot een aantasting van het ecologisch functioneren en het landschappelijke beeld. Alleen langs trajecten waar de kosten van het beheer van de groenelementen door ligging en oppervlak onevenredig hoog zijn, kan de gemeente eventueel besluiten met bewoners gebruiksovereenkomsten aan te gaan. Hierbij geldt net als voor snippergroen dat hiertoe alleen wordt besloten als een overeenkomst kan worden aangegaan voor een geheel groenelement ten einde onlogische grenzen en het ontstaan van rommelige beelden tegen te gaan.

In de gebruiksovereenkomsten dienen zodanige voorwaarden te zijn opgenomen dat aantasting van het ecologisch functioneren en het landschappelijk beeld wordt voorkomen. Tot deze voorwaarden behoren in ieder geval:

In de overeenkomsten dienen ook sancties te zijn opgenomen die kunnen worden opgelegd als een gebruiker zich niet aan de voorwaarden houdt. Deze sancties kunnen bestaan uit het met onmiddellijke ingang eenzijdig opzeggen van het contract met inbegrip van de verplichting op eigen kosten de oorspronkelijke toestand te herstellen of alleen de verplichting de oorspronkelijke toestand op eigen kosten te herstellen. Verder dient in de overeenkomst te worden geregeld dat de gebruiker verantwoordelijk is voor de afwikkeling van eventuele klachten en dat ook de zorgplicht voor de opgaande beplanting bij de gebruiker berust.

5.1.4 bewonersparticipatie

Om blijvend draagvlak te creëren of te behouden voor het groenbeheer in de wijk en daarmee een deel van de potentiële klachten voor te zijn, verdient het aanbeveling een zodanige structuur te ontwikkelen die de bewoners van Lunetten in de gelegenheid stelt mee te denken en hun zegje te doen over het beheer van het groen. Een van de mogelijkheden hiertoe is een jaarlijkse groenschouw die door DSB wordt aangeboden. Bij deze schouw kunnen een vertegenwoordiger van het Bewoners Overleg Lunetten of de wijkraad en de wijkopzichter van de gemeente, zo mogelijk gezamenlijk met de beheerder van het Hoogheemraadschap en eventueel Rijkswaterstaat en de beheerder van de spoordijk aanwezig zijn. Zo’n groenschouw heeft als functie ideeën uit te wisselen, plannen voor het komende jaar te bespreken en de werkzaamheden van het afgelopen jaar te evalueren en gezamenlijk te kijken hoe eventuele missers in het beheer in het vervolg beter kunnen. Een dergelijk wijkgerichte aanpak past goed in het beleid van DSB.

Een belangrijke activiteit met meer incidenteel karakter is het betrekken van omwonenden en andere geïnteresseerde wijkbewoners bij besluitvorming over grote opvallende ingrepen, zoals nu gebeurt bij de vervanging van een populierenlaan op de dijk langs de Seychellen. Een dergelijke open besluitvormingsprocedure kost meer inspanning en energie, maar betaalt zich vrijwel zeker terug doordat er minder weerstand zal ontstaan en minder klachten zullen worden geuit.

5.1.5 bomen en bossen onder de Boswet

Om een betere bescherming te kunnen bieden aan de bomen en bospercelen in Lunetten is het aan te bevelen de bomen en bospercelen onder de werking van de Boswet te brengen. Enerzijds biedt dit een zekere garantie dat er bij het maken van afwegingen ten aanzien van allerlei ontwikkelingen in de wijk meer aandacht wordt besteed aan bomen en bospercelen, anderzijds stelt de Boswet als eis dat bomen die gerooid worden herplant worden (herplantplicht) of indien die niet mogelijk is, de verloren gegane bomen of bospercelen elders gecompenseerd worden. Bij het voldoen aan de compensatieplicht moet in Lunetten wel grote zorgvuldigheid betracht worden, aangezien veel graslanden in het gebied een grote botanische waarde hebben, die bij de aanplant van bos of bomen verloren zou kunnen gaan.

5.2 Beheer van water en oevers

5.2.1 beheer van het groen langs watergangen

Wettelijk dient langs watergangen een strook van vijf meter breedte vrijgehouden te worden van opgaande begroeiing (bomen en struiken) en bebouwing zodat het Hoogheemraadschap het noodzakelijke beheer van de watergangen kan uitvoeren. In het verleden is met deze verplichting nogal ‘losjes’ omgegaan, een situatie die door het Hoogheemraadschap werd gedoogd. In 2003 zijn de keur en de legger voor Lunetten (opnieuw) vastgesteld en heeft het Hoogheemraadschap te kennen gegeven een einde te willen maken aan de bestaande gedoogsituatie. Dit betekent dat de gemeente verplicht kan worden langs watergangen stroken van vijf meter breedte begroeiingsvrij te maken.

Het voldoen aan deze verplichting zou op verschillende locaties in Lunetten kunnen leiden tot een kaalslag die zowel vanuit landschappelijk als vanuit ecologisch oogpunt ongewenst is. Dit is onder andere het geval voor de ecologische verbindingszones die door het bebouwde gebied lopen, langs de Oud-Wulverbroekerwetering, het Inundatiekanaal en diverse locaties in park De Koppel en het Beatrixpark. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat het wenselijk is de aanwezige begroeiings-elementen die langs de watergangen in de wijk aanwezig zijn te handhaven, tenzij deze een verantwoord onderhoud van watergangen nadrukkelijk in de weg staan en alternatieve oplossingen niet voorhanden zijn. Om met betrekking tot dit punt tot een bevredigende afweging te kunnen komen, is nader overleg tussen gemeente en Hoogheemraadschap gewenst. Tevens dient de gemeente voor de locaties/watergangen waar begroeiingselementen aanwezig zijn, een vergunning aan te vragen bij het Hoogheemraadschap, zodat ook schriftelijk wordt vastgelegd dat deze behouden kunnen worden.

5.2.2 baggerverwerking

In 2004 zullen de watergangen in Lunetten na vele jaren weer worden gebaggerd, waarmee de ontstane baggerachterstand ongedaan wordt gemaakt. De mogelijkheden om te baggeren worden mede bepaald door het al dan niet aanwezig zijn van een geschikte locatie voor de inrichting van een (tijdelijk) baggerdepot. Voor de bagger die in de komende periode vrijkomt uit de watergangen van Lunetten is een depot ingericht in de zogeheten Spoorwegdriehoek. Deze locatie zal in de toekomst evenwel verdwijnen door de spoorverbreding.

Baggeren zal echter ook op langere termijn noodzakelijk blijven en om te voorkomen dat er weer een jarenlange baggerachterstand ontstaat, met een frequentie van ongeveer tien jaar herhaald dienen te worden. Hoewel hierbij minder bagger zal vrijkomen dan nu het geval is, blijft de beschikbaarheid van een depot gewenst, omdat de bagger in Lunetten op slechts weinig plaatsen op de kant kan worden gedeponeerd. Dit heeft enerzijds te maken met de woonfunctie van het gebied en anderzijds met de hoge ecologische kwaliteiten van veel graslanden die grenzen aan de watergangen. Het is derhalve wenselijk dat de gemeente Utrecht en het Hoogheemraadschap zich in de komende jaren gezamenlijk buigen over de keuze van een locatie die geschikt is voor de inrichting van een permanent baggerdepot waar bagger uit Lunetten en eventueel Hoograven in de toekomst naar afgevoerd kan worden, ervan uitgaande dat het afvoeren van de vrijkomende bagger met vrachtwagens een zeer dure aangelegenheid is.

5.3 Financiering van het groenbeheer

5.3.1 budget voor groenbeheer

Bij het bestuderen van de samenstelling van het budget voor het groenbeheer is geconstateerd dat dit in feite niet toereikend is. Zo moeten incidentele ingrepen als het verjongen/vervangen van bomenlanen gefinancierd worden met de reguliere beheergelden. Als gevolg daarvan kan het zijn dat er voor andere jaarlijkse beheermaatregelen geen geld is. Het is nodig dat er een structurele oplossing gevonden wordt voor de financiering van dit soort incidentele, maar begrotelijke ingrepen, aangezien het een ongewenst situatie is dat periodiek beheer afhankelijk is van het beschikbaar komen van (incidentele) gelden.

5.3.2 alternatieve financiering groenbeheer

Het verdient aanbeveling bij de Dienst Landelijk Gebied en de Provincie Utrecht na te gaan in hoeverre het beheer van een deel van het groen in Lunetten gesubsidieerd kan worden vanuit het Programma Beheer. De twee in provinciale stukken aangeduide verbindingszones – spoordijk Utrecht - ’s Hertogenbosch en het Inundatiekanaal komen hiervoor als eerste in aanmerking. Mogelijk zijn in overleg met de Provincie Utrecht ook voor de graslanden en bossen in park De Koppel en het Beatrixpark subsidies te verwerven, al zal hiervoor vermoedelijk een aanpassing van het Natuurgebiedsplan Kromme Rijn nodig zijn. Een eventuele aanpassing, waarbij delen van genoemde gebieden begrensd worden, is te motiveren vanuit de hoge natuurwaarden van deze delen van de terreinen en de bedreigingen voor het duurzaam voortbestaan ervan.

5.3.2 onderhoud nieuwe elementen

In de streefbeeldfase van het Integraal Groenplan wordt voorgesteld in Lunetten enkele nieuwe elementen aan te leggen. Voor het onderhoud van een aantal van deze elementen, te weten de poelen en de vissteigers, zouden onderhoudsovereenkomsten kunnen worden afgesloten met betrokken vrijwilligersorganisaties. Hierbij moet gedacht worden aan organisaties die zich sinds lange tijd een duidelijke positie verworven hebben in het Utrechtse maatschappelijk leven.

Voor de vissteigers kan hierbij gedacht worden aan de AUHV. Deze organisatie zou zowel het onderhoud van de steigers zelf als het planmatig maaien van de begroeiing rond en onder de steigers kunnen uitvoeren. Voor de poelen zou een overeenkomst met het BOL kunnen worden opgesteld. Dit beheer zou bestaan uit het jaarlijks voor een deel maaien van de begroeiing, het verwijderen van struikopslag en het periodiek (eens in de 5 jaar) schonen van een deel van de poelen (deels verwijderen lisdodden en riet, deels verwijderen van het organisch materiaal en de sliblaag op de bodem).